
Bedieningspaneel
1 3 42
5
ABC
1 Aan/Uit-toets
2 Programmakeuzetoetsen
3 Toets uitgestelde start
4 Indicatielampjes
5 Functietoetsen
Controlelampjes
Einde programma Gaat aan als een afwasprogramma is afgelopen. Hulp-
functies:
• Niveau van de waterontharder.
• In- of uitschakelen van de geluidssignalen.
• Er klinkt een geluidssignaal als het apparaat een storing
heeft.
Glansmiddel
1)
Gaat aan wanneer het glansmiddeldoseerbakje bijgevuld
moet worden. Zie hoofdstuk 'Gebruik van glansmiddel'.
Zout
1)
Het lampje gaat branden wanneer het zoutreservoir bijge-
vuld moet worden. Zie hoofdstuk 'Gebruik van zout voor
afwasmachines'.
Het controlelampje voor zout kan, nadat u het reservoir
heeft bijgevuld, nog enkele uren blijven branden. Dit heeft
geen ongewenst effect op de werking van het apparaat.
1) Wanneer het zoutreservoir en/of het glansmiddeldoseerbakje leeg zijn, gaat het bijbehorende
controlelampje niet aan als er een wasprogramma loopt.
Functietoetsen
Gebruik de functietoetsen voor deze hande-
lingen:
• het instellen van de waterontharder. Zie
hoofdstuk 'De waterontharder instellen'.
• het in/uitschakelen van de geluidssigna-
len. Zie hoofdstuk 'Geluidssignalen'.
• het annuleren van het lopende afwaspro-
gramma of aftellende uitgestelde start. Zie
hoofdstuk 'Een afwasprogramma instellen
en starten'.
Toets uitgestelde start
Gebruik de toets uitgestelde start om het
starten van het afwasprogramma met inter-
vallen van 3, 6 of 9 uur uit te stellen. Zie
hoofdstuk 'Een afwasprogramma instellen
en starten'.
Instelmodus
Het apparaat staat in de instelmodus als alle
programma-indicatielampjes aan zijn.
Het apparaat moet in de instelmodus staan
voor deze bewerkingen:
– het instellen van een afwasprogramma.
4